vrouwelijk geweld bestormt het podium
DE MORGEN In haar debuut bundel hier kijken we naar zet de Nederlandse Hannah van Wieringen sterk in op observatie en roept datgene op wat onder het oppervlak blijft en voor spanning zorgt, zoals in de scene op het strand in ‚wat beweegt er’: ‚iemand voelde een gladde hand van een gladde hand wegglijden / als twee uiteenwijkende radslagen langs een vloedlijn / als twee uiteendravende paarden // stonden twee mensen los in het decor / zochten naar gebaren om elkaar te vragen / beweegt er nu iets in het water / twee mensen wezen ze keken ernaar’.
Van Wieringen kijkt desondanks met een gretige blik naar de werkelijkheid en geeft het volle leven vorm (‚het is al twee keer dag geweest / en nog zijn we een daverende kudde’). Zelfs een dode eend wordt nog met aanstekelijke taal bezongen in het gedicht dat ik koos.
Van Wieringen heeft veel aandacht voor het water in haar vloeiende, voortstuwende verzen zonder hoofdletters en interpunctie. Het is duidelijk dat ze Lucebert goed gelezen heeft. Maar ze maakt er haar eigen, sensuele variant van.
lied voor dode eend
kijk je borsten bloedend op het berkenhout
je gele snavel gesloten als een mossel
veertjes verwaait omhoog door de keuken
kijk je wankele flepvoeten schommelloos
geen flepflep plakken over een weg achter
de liefde van dat moment snaterend jagend
opstuivend als een pijlstaart een luchtboot
een grondeleend als een gevederde prinses
kijk zo uit de lucht geplukt je glanzende vlucht
je swiftswift klapperende vleugelen
zinloze indianentooien op een aanrecht
kijk je lege lichaam in een keuken
vogel zonder vogel
lichaam zonder jou